toen mij duidelijk werd dat mijn vriendin concrete plannen had om haar levensduur te verkorten, ervoer ik een ingewikkeld dilemma. hoe kon ik me verhouden tot een wens dat zo buiten mijn eigen referentiekader lag? een wens waarvan ik geloof dat het helemaal geen oplossing biedt maar juist een verergering van het initiële probleem. of in ieder geval een actie waarvan het effect gewoon terug op je bordje komt in een volgend leven.

er gebeurde toen van alles in mij, en nu weer wanneer ik dit zo opschrijf. ik voel daar zelf een taboe op, hoe ik over iets denk / geloof. maar oneindig meegaan met de ander zijn verhaal zonder mijn eigen overtuigingen en grenzen daarin mee te nemen, leek me ook geen goed plan.

vele malen probeerde ik een ander perspectief te bieden. een ander geluid. vele keren stuitte ik op dichte deuren en onbegrip voor de inhoud. in haar beleving was dit, het ontnemen van haar eigen leven, de enige oplossing. nou ja, er waren wellicht nog wel andere wegen om te bewandelen, maar daar had ze de moed niet meer voor en het ontbrak haar aan incasseringsvermogen wanneer zo’n poging opnieuw zo schromelijk zou falen. moegestreden was ze.

het was dus niet dat ze niets geprobeerd had… vele jaren spendeerde ze aan legio therapieën, yoga, meditatie. met wisselend succes. ging het een tijdje goed, dan kukelde ze weer diep weg in onvoorstelbare spelonken buiten mijn belevingswereld.

één aspect van mijn huidige leven, mijn redderssyndroom, vond het maar wat moeilijk geen oplossing te kunnen bieden. en was dat mijn taak dan wel? wat is echte vriendschap? iedere poging, hoe subtiel ook, om haar een andere weg te bieden, strandde. zij wilde alles, behalve tegengehouden worden. er ontstond een modus waarbij ik besloot om er voor haar te zijn. iemand waar ze haar diepste geheim mee kon delen. haar frustraties en onmacht.

het zou een oefening worden in het ontwikkelen van de luisterhouding. een training in compassie, in het niet oordelen, in het zijn met haar (en mijn eigen) lijden. in het zijn met de rauwe werkelijkheid. haar wens en mijn onmacht.

ik hoefde het niet eens te zijn met haar plannen om er, oprecht en met zo min mogelijk oordeel, voor haar te zijn. want kunnen twee totaal verschillende mensen naast elkaar staan? zij met alles wat ze is, denkt en voelt? en ik met alles wat ik ben, denk en voel? dat kan. we hoeven het niet altijd met elkaar eens te zijn, achter elkaars ideeën te staan. we hoeven als mens niet altijd op één lijn te zitten om van elkaar te houden. diversiteit in ons is prachtig en oneindig in verschijning. verschil maakt ons allemaal uniek.

dus ik koos de moeilijke weg. niet weglopen maar er zijn. niet afwijzen maar blijven. niet afkeren maar toewenden. niet zwijgen maar luisteren. niet wegwuiven maar proberen te begrijpen. niet negeren maar voelen wat het met me doet. de kunst om het niet mijn probleem te maken maar het bij haar te laten. niet oordelen maar mijn hart openstellen.

ziet er mooi uit hè, zulke tegenstellingen. maar het ging lang niet zo makkelijk als het vloeien van deze woorden uit mijn pen. laat dat helder zijn. het schuurde en deed pijn. het ging over mijn grenzen, maar ik zag het ook als levenskunst. ik deed wat ik kon. niet goed. niet fout. gewoon, wat ik kon. in al mijn onmacht.